Okkervil River - The Stand Ins
Jagjaguwar
Om een of andere reden blijft onze cd-speler al een tijdje hardnekkig steken in het vijfde nummer van deze plaat. Wij zijn dan ook altijd suckers geweest voor een goed gebrachte slow en Blue Tulip is dat wel degelijk. Sheff slaagt er steeds in ons het verband te doen zoeken tussen titel en tekst. Meestal is dat vergeefse moeite, is het verband enkel duidelijk in het hoofd van de performer. Of misschien ontbreekt het ons gewoon aan de nodige fantasie. Hoe dan ook, het is onmogelijk om dit nummer beu te worden. Het ritme zit juist. Er wordt toegewerkt naar een climax: vanuit een haast gefluisterde inzet over subtiele achtergrondblazers naar een hoogtepunt met een gierend hammondorgel. Je kan niet om al de verwijzingen naar popmuziek op dit album heen. Titels als Singer Songwriter winden er geen doekjes om en mits enig gegoogle kom je al snel te weten dat Bruce Wayne Campbell Jobriath als stage name had gekozen voor zijn mislukte glamrockcarrière. Opvallend is dat Sheff steeds iets dramatisch in zijn teksten en intonatie legt. Zelden lijken zijn songs een happy end te kennen, maar precies daardoor bieden ze misschien meer troost. In dat laatstvernoemde nummer (Bruce Wayne Campbell Interviewed On The Roof Of The Chelsea Hotel, 1979) draagt de stem van Jonathan Meiburg, Sheffs gedoodverfde maatje, trouwens nog eens extra bij aan de melancholie. Wie zich verdiept de tekst van Pop Lie, vraagt zich af of “the liar who lied in this song” die wordt vermeld in de voetnoot van dit nummer Sheff zelf is. Hij draagt het liedje op aan een ex-lief. Maar dat is precies wat de man op het oog heeft: intrigeren, nieuwsgierig maken, de luisteraar laten zoeken naar interpretaties, die sowieso toch fout zijn. Heel groot zijn de verschillen met ‘The Stage Names’ niet. Wie gevallen is voor de charme van Okkervil River op het vorige album, zal ook door deze cd niet teleurgesteld worden. Ze liggen dan ook bijna letterlijk in elkaars verlengde. Zelfs de hoezen van de beide albums sluiten naadloos op elkaar aan. Als je deze plaat (net als de vorige trouwens) de nodige tijd gunt om door je opperhuid te dringen, zal je die opnieuw voelen tintelen als je de blazers of die jazzy gitaarsolo opmerkt in Starry Stairs.
